Ze was tien toen bleek dat haar twee jaar oudere broer Hylke lymfeklierkanker had. Uit school ging ze elke dag naar hem toe in het ziekenhuis. Ze zag dat hij niet meer kon lopen en kaal werd van de chemo, terwijl ondertussen alles 'gewoon' doorging. Verwarrend vond ze. Ze had geen idee wat ze moest antwoorden als mensen vroegen 'Hoe gaat het met Hylke?' Zelf had ze ook emotionele hulp nodig. Maar daar was geen ruimte voor. Ze vond dat haar ouders en anderen hun aandacht op Hylke moesten kunnen richten. Omdat hij het harder nodig had. De eerste keer dat iemand vroeg hoe het met haar ging was een enorme opluchting. Ze kon eindelijk alle opgekropte emoties eruit gooien. Sindsdien weet ze dat het belangrijk is om steun te vragen.