
Het wordt duidelijk dat menselijke wezens uitdrukkingen zijn van één allesomvattend, oneindig potentieel dat zich op een oneindig aantal verschillende, unieke manieren kan uitdrukken.
Dat alles en iedereen door de onderliggende éénheid onlosmakelijk met elkaar verbonden is. Dat door die verbondenheid alles en iedereen elkaar voortdurend beïnvloedt, ofwel met elkaar resoneert.