
In het tweede deel van Monet en de Blauwe Engel horen we dat Monet op zijn vierenzeventigste jaar weer aan het werk is geraakt en elke dag worstelt in zijn op Japan geïnspireerde tuinen met zijn waterlelies, en hoe meer hij versmelt in zijn zoeken hoe meer de beelden en visioenen uit zijn verleden boven komen drijven; de armoe, de eeuwige strijd met de kritiek van andere schilders, van journalisten op zijn werk, de dood van zijn geliefde Camille, en zijn relatie met de jaloerse Alice en prille vaderband met haar leergierige dochter Blanche.